Differentiëren door te werken met persona – blended lesontwerp

blended learning blijven leren

Eerder beschreef ik hoe ik gestart ben met het herontwerpen van een bestaande cursus. In dit herontwerp neem ik mijn cursus vanuit onderwijskundig opzicht onder de loep. Ik beschreef mijn 3 pijlers voor “goed onderwijs”, ik vertelde dat ik mijn leerdoelen volgens de Taxonomie van Bloom heb herschreven en ik lichtte toe dat ik nadacht over passende toetsing bij de geformuleerde doelen. In dit artikel vertel ik je stap 2 van mijn opleiding “blended lesontwerp”.  

Ik zal beschrijven welke vormen er zijn om te differentiëren en hoe je dat kunt oppakken door persona’s te formuleren. Daarnaast geef ik aan hoe een playbook met leeractiviteiten kan helpen om een gedegen lesontwerp neer te zetten. De input voor mijn herontwerp verkreeg ik van de trainers van 2BLearning Marja Bakker en Johan de Bruin. Lees je weer mee?

Wat is differentiëren? En waarin kan je differentiëren?

Op het moment dat je gaat differentiëren, houd je bij het ontwerpen en uitvoeren van je onderwijs proactief rekening met verschillen tussen studenten. Er zijn een aantal gebieden die je mee kunt nemen als je wil gaan differentiëren:

  • Begin- en beheersingsniveaus;
  • Interesses;
  • Zelfstandigheid;
  • Motivatie;
  • Leerprofiel (leervoorkeuren en denkgewoontes).

Je kunt differentiëren in content, proces en product.

Rekening houden met leervoorkeuren

Manon Ruijters heeft een aantal leervoorkeuren opgesteld waarvan gebleken is dat studenten ze kunnen hebben. Als je zicht hebt op de voorkeuren van jouw student, kan je daar rekening mee houden in je onderwijs. De voorkeuren op een rij:

  • De kunst afkijken (overnemen, leren in het echte leven)
  • Participeren (dialoog, met anderen leren, samen iets uitzoeken)
  • Kennis verwerven (objectieve kennis, leren van experts, doelgerichtheid)
  • Oefenen (kritische reflectie, expliciet leren)
  • Ontdekken (in het diepe springen, nieuwsgierigheid, creativiteit, zelfsturing).

Het is interessant om te onderzoeken welke voorkeuren jouw studenten hebben. Als je langer met een groep werkt kan je daar veel aandacht aan besteden, zodat je er in de hele lijn op in kunt spelen. Als je eenmalig of voor kortere duur met een groep werkt, kan je er rekening mee houden door keuzes aan te bieden bij opdrachten. Laat studenten zelf bepalen hoe ze met de stof aan de slag willen.

Wat je jezelf als docent moet realiseren is dat je als docent vanuit je eigen leervoorkeur les zou kunnen geven. Mogelijk heeft je doelgroep behoefte aan een andere aanpak. Wees je bewust van hoe je je lessen aanpakt en stuur bij als dat gewenst is.

Persona’s geven je richting

Een grote eyeopener voor mij tijdens de opleiding “blended lesontwerp”, was het werken met persona’s. Het is een illusie om te denken dat je in je lesontwerp rekening kunt houden met elk individu. Daarvoor moet je gepersonaliseerd onderwijs aanbieden. Je kunt wel uitgaan van een groep fictieve studenten met een bepaald begin- en beheersingsniveau, met bepaalde interesses, een bepaalde zelfstandigheid, motivatie en met bepaalde leerprofielen.

Tijdens bijeenkomst 2 hebben wij in groepen onze eigen persona’s samengesteld. Twee voorbeelden zal ik hieronder noemen. Het idee achter deze persona’s is dat je een groep maakt waar meerdere studenten “onder kunnen vallen”. Dit kan je richting geven voor je lesontwerp. Het heeft niet te maken met labelen en (be)oordelen van studenten. Het gaat er eerder om dat je jouw studenten probeert in te schatten tijdens hun leerproces zodat je passend onderwijs kunt ontwikkelen. De voorbeelden:

1.De rustige student

  • Stil
  • Niet op de voorgrond
  • Doet mee, onduidelijk of de stof opgepikt wordt
  • Vaardigheden liever op papier, rollenspellen zijn minder fijn, graag zelftesten
  • Veilige sfeer is van belang
  • Verborgen kwaliteiten en interesses
  • Zelfstandig, durven ze wel te vragen

2. De kritische student die theoretisch sterk is:

  • Neemt kennis makkelijk op, vaardigheden aanleren gaat lastiger
  • Open houding, kan anderen enthousiasmeren, taakgericht, snel een mening
  • In de breedte geïnteresseerd, vaak een specifieke focus, wat afwijkt voelt als niet nodig
  • Kennis verwerven, kunst afkijken, analytisch en minder praktisch
  • Meer zelfstandig, docent moet wel “voeren”
  • Makkelijk te frustreren

Het inrichten van je leerweg

Leerroutes 2BLearning
Klik op de afbeelding om deze te vergroten

Je kunt kiezen voor verschillende leerroutes. Kort samengevat zijn er een aantal mogelijkheden:

  • Een vaste route (aantal weken een route) – docent bepaalt
  • Keuze uit vaste leerwegen (verschil in aantal weken of verschil in werkvormaanbod) – docent bepaalt
  • Globale leerweg met accenten (wat je doet en waar je aan werkt kan verschillen)
  • De persoonlijke leerweg

Afhankelijk van onder andere de persona’s, het werkveld waarvoor je opleidt en de aard van de beroepstaak kies je voor een bepaalde route.

Playbook voor activiteiten

Als je een route gekozen hebt, ga je de route inkleuren. De trainers vertelden over een playbook voor activiteiten, die je kunt gebruiken om je onderwijs in te vullen. Je plaatst de student in een bepaalde leeromgeving, je koppelt er een manier van leren aan en ook een leeractiviteit. Iedereen zal vanuit een ander uitgangspunt naar de matrix kijken en de matrix anders inzetten. De matrix ziet er als volgt uit:

Leerroutes 2BLearning
Klik op de afbeelding om deze te vergroten

Als ik de matrix bekijk, komen bij mij twee vragen naar boven:

  • “Wat kan je doen zodat het contactonderwijs het meest waardevol wordt?
  • En een essentiële vraag: “Wie is de expert voor de student, op welke plek is deze expert en hoe kan daar optimaal gebruik van gemaakt worden?”

Deze vragen zijn voor mij belangrijk omdat ik een cursus ontwerp voor leerjaar 3. En leerjaar met eenzelfde beroepstaak voor alle studenten maar een werkveld en doelgroep die ervoor zorgen dat deze beroepstaak overal anders wordt ingekleurd. Klinkt wellicht wat vaag, dus ik zal het hieronder toelichten.

Hoe ziet dat er dan ongeveer uit?

Ik heb tijdens de opleiding “blended lesontwerp” nagedacht over een globale leerweg met accenten. Dat houdt in dat de studenten allemaal een bepaalde basislijn volgen en daarbuiten kunnen kiezen voor opdrachten. Deze opdrachten kiezen zij in overleg met een expert, namelijk hun BPV-begeleider.

Ik kies daarvoor omdat ik mijn studenten opleid voor een zeer divers werkveld. De studenten moeten eenzelfde examen afleggen waarin ze de vaardigheid van het voeren van een gesprek en het geven van een passend advies moeten laten zien. Het passend advies is echter in elk werkveld anders, omdat ze met een andere doelgroep werken en met andere ondersteuningsvragen te maken hebben. Denk hierbij aan een student die een vluchteling zal adviseren tijdens een probleemsituatie met verschillende instanties zoals de IND, COA, de woningbouwcoöperatie en de gemeente. Een andere student werkt met jongeren en zal een advies uitbrengen aan een jongere die een risicovol uitgavepatroon heeft en nu ook van plan is om zonder diploma van school te gaan.

Omdat deze werkvelden en ondersteuningsvragen zo uiteenlopen, zag ik de kans om te differentiëren door middel van een opdrachtenbank. De studenten kunnen uit deze opdrachtenbank, in overleg met een expert (in dit geval hun BPV-begeleider omdat hij/zij het werkveld goed kent) een opdracht kiezen en deze opdracht maken of uitvoeren.

De globale leerweg bestaat uit een opdracht die gelijkstaat aan de examenopdracht, waarin ze moeten kunnen laten zien dat ze de juiste stappen doorlopen voor het formuleren van een gedegen advies en waarin ze laten zien hoe ze in de gespreksvoering aansluiten bij de cliënt.

Hoe dat er concreet uit ziet

  • De studenten komen naar de les waarin een beroepstaak centraal staat. De beroepstaak is het voeren van een gesprek met een cliënt waarin een passend advies moet worden gegeven;
  • De docent begeleidt de studenten in dit proces met de denkstappen die zij moeten nemen om tot een gedegen advies te komen. Daar horen vaardigheden bij die te maken hebben met het achterhalen van de ondersteuningsvraag en ook vaardigheden die te maken hebben met het onderzoeken van verschillende mogelijkheden voor de cliënt die uiteindelijk in een advies moeten worden omgezet. Dit gebeurt aan de hand van casuïstiek;
  • De studenten maken één vaststaande opdracht, namelijk de opdracht die te maken heeft met de examenopdracht. Daarnaast maken zij nog een tweetal opdrachten, die ze zelf in overleg met de BPV-begeleider kiezen;
  • Deze twee opdrachten uit de opdrachtenbank zijn aansluitend bij de beroepstaak geformuleerd, waardoor vaardigheden getoond moeten worden die ook verwacht worden van een beginnend beroepsbeoefenaar. De thema’s zijn echter verschillend en ook is er rekening gehouden met verschillende leervoorkeuren.

De contacttijd (de lessen) worden zo ingericht dat de globale leerweg wordt behandeld. Er is ook ruimte voor kruisbestuiving tussen verschillende werkvelden, door de studenten hun expertises met elkaar te laten delen. Daarnaast wordt er op afstand aan beroepsopdrachten gewerkt waarbij er gebruik wordt gemaakt van zowel feedback van de expert als van peerfeedback. Dat laatste is belangrijk omdat ze dan leren kritisch te kijken naar elkaars werk. Daar leren ze van. Dat doen ze aan de hand van een rubric waardoor ze ook weten hoe zij zelf worden beoordeeld. Ook kunnen de studenten elkaar feedback geven op een manier die aansluit bij elkaars leefwereld.

Wat ik kan vertellen over mijn ontwikkeling

Het is mij gelukt om meer boven de stof te gaan hangen. Wat moeten de studenten precies kunnen en vanuit welk startpunt ontwikkel ik mijn onderwijs? Na overleg met een trainer ben ik tot de ontdekking gekomen dat het werkveld waarvoor wij opleiden zo divers is en de vragen van de cliënten in dit werkveld zo verschillend, dat het bijna onmogelijk is om hier een vastomlijnd programma voor te ontwikkelen.

Dit heeft erin geresulteerd dat ik opzoek gegaan ben naar wat de studenten allemaal gemeen hebben en wat ze sowieso moeten kunnen in het werkveld. Eerder heb ik beschreven wat hier uit kwam. Het was voor mij even lastig, omdat ik niet in het vaarwater van mijn collega wil komen die het vak methodiek verzorgd. Bij dit vak leren ze ook methodisch te werken. Na wat brainstormen realiseerde ik me dat ik toch daadwerkelijk op een ander gebied acteer, waardoor ik voor de globale lijn kan kiezen.

Ik vind het prettig om gestructureerd te werken en overzicht te creëren. Het werken met het playbook was voor mij dus een heerlijke klus. Het maakte ook dat ik bewust ging kijken naar welke leerstof waar behandeld zou moeten worden. Hierdoor ging ik weer na waar de expertise ligt en waar de student het meeste kan halen zodat het leerrendement zo hoog mogelijk wordt. Dat daagt ook weer uit om na te gaan hoe je ervoor zorgt dat het werkveld niet te erg belast wordt. Dit denkproces heeft mijn blik verruimt en heeft ervoor gezorgd dat ik creatief moest zijn en oplossingen moest bedenken. Het is mij gelukt om specifiek keuzes te maken voor welke activiteiten online plaats moeten vinden, wat er bij de BPV past en wat er op school moet gebeuren.

Als je het vergelijkt met bijeenkomst 1

In vergelijking tot de vorige keer lukt het mij al beter om stap voor stap te denken. Ik ben veel minder in mijn valkuil gestapt; het te snel vooruitdenken. Ik merk dat ik geniet van de rust die ik had om de tijd te nemen. Ik kon vanuit een duidelijk startpunt werken en van daaruit mijn onderwijs opbouwen. Eerder was het nog verleidelijk om vanuit theorie te denken, die theorie in blokken te hakken en van daaruit de lessen op te bouwen. Nu realiseer ik me dat het belangrijk is om de vaardigheden die ze moeten beheersen in het licht van de beroepspraktijk te oefenen. Ik daag mezelf uit om er telkens weer een laag aan toe te voegen, zodat ze de vaardigheden steeds beter gaan beheersen.

Dit doe ik door casuïstiek te gebruiken die steeds complexer wordt. Zo voorkom ik ook dat het saai wordt. Dat de student ook buiten de les een plek heeft waarbij ze met hun eigen focus bezig kunnen zijn, draagt daar ook aan bij. Die verschillende lijnen naast elkaar verrijken de cursus naar mijn idee. Eigenlijk gebeurt dan in het klein wat er in het werkveld ook gebeurt; iedereen werkt met andere mensen en andere hulpvragen en iedereen heeft daar een bepaalde focus in. Je kunt veel van elkaars focus en expertise leren, waardoor het gezamenlijk hierop terugkomen van meerwaarde is.

Meer informatie

De opleiding is voor mij en een groep andere collega’s gefaciliteerd door het ROC Midden Nederland via de ROC Academie. De trainers zijn Marja Bakker en Johan de Bruin. Zij verzorgen verscheidene leertrajecten waarbij ze gebruik maken van een ontwerpmodel voor blended leren en de onderwijsontwerp principes van Merrill. De benodigde ingrediënten in een didactisch concept zijn in hun visie:

  • Interactieve (video)methodes en oefeningen
  • Goede voorbeelden en instructie om van te leren
  • Verbinding met de (werk-)praktijk en het dagelijks leven
  • Individuele begeleiding met goede feedback
  • Toetsen om leren te monitoren
  • Peerfeedback
  • Keuzemogelijkheden (inhoud, tempo en/of leerroute)
  • Samenwerken

Technologie zetten zij in om deze ingrediënten vorm te geven. Abonneer je gratis als je mijn ontwikkeling en die van mijn cursus wil blijven volgen. Het eerste artikel lees je hier.

Heb jij wel eens een cursus ontwikkeld? Verbind je daarin contacttijd, leren op de bpv en online-leren? Hoe pak je dat aan? Welke informatie uit dit artikel zou je willen meenemen in jouw eigen (her)ontwerp?

Word ook onderdeel van de Blijven Leren community!

Op sociale media praten we verder over onderwijs en delen we tips met elkaar. Volg Blijven Leren op Facebook, Youtube en Instagram. Wil je meer dan dat? Bekijk hier meer informatie over mijn diensten en samenwerken.

Differentiëren door te werken met een persona

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *