Werkgroepen en denktanks: wanneer dragen ze bij, en wanneer niet?

Van denktank naar actie: werkgroepen die echt werken

In het onderwijs zijn werkgroepen en denktanks een vast onderdeel van verandering en verbetering. Ze worden ingericht met de beste intenties: samen nadenken, ontwikkelen, vernieuwen. En toch is vaak de vraag: wat levert het eigenlijk op? Hoe zorgen we ervoor dat wat in overleg ontstaat ook werkelijk landt in het klaslokaal en niet blijft hangen in plannen, documenten en goede bedoelingen?

Dit blog is een verdieping op het spanningsveld dat ik eerder beschreef: dat tussen professionaliseren en aanwezig zijn bij studenten. Werkgroepen bevinden zich precies op dat snijvlak. Ze kunnen bijdragen aan leren en ontwikkeling, maar ook aan versnippering en afstand tot de praktijk. De vraag is dus niet óf we werkgroepen moeten organiseren, maar wat we er eigenlijk van verwachten. En wat ze ons vertellen over hoe we samenwerken.

Tijd maken voor werkgroepen: investering of verlies?

Voor veel docenten voelen werkgroepen als iets dat bovenop het werk komt. De werkdruk is hoog, de klas vraagt aandacht, en overleg kost tijd. Het is dan niet vreemd dat werkgroepen soms worden ervaren als afleiding van het ‘echte werk’.

Die ervaring verdient serieus genomen te worden. Want de spanning zit niet alleen in tijd, maar ook in loyaliteit: ben ik er nu voor mijn studenten, of voor een groter geheel waarvan ik niet altijd zeker weet wat het oplevert?

Tegelijkertijd weten we ook dat onderwijs niet verbetert door individuen die ieder voor zich proberen het beter te doen. Leren en ontwikkelen zijn bij uitstek collectieve processen. Werkgroepen kunnen plekken zijn waar dat collectieve leren vorm krijgt. Maar alleen onder bepaalde voorwaarden.

Werkgroepen als ruimte voor gezamenlijk leren

Wat in de praktijk vaak misgaat, is dat werkgroepen worden ingericht om iets te bedenken, terwijl de kernvraag eigenlijk is hoe we samen leren van wat we doen. Wanneer overleg losraakt van de dagelijkse praktijk, ontstaat afstand. Theorie blijft abstract, plannen blijven plannen.

Beweging ontstaat meestal pas wanneer werkgroepen expliciet worden verbonden aan concrete vragen uit die praktijk. Vragen als:

  • waar lopen we tegenaan?
  • wat proberen we al?
  • wat leren we daarvan?

Werkgroepen worden dan geen plek waar ‘de oplossing’ wordt bedacht, maar een plek waar betekenis wordt gegeven aan wat er gebeurt. Juist daar kan gezamenlijk eigenaarschap ontstaan.

In die gezamenlijke verkenning kan evidence-informed werken een waardevolle rol spelen. Onderzoek en theorie bieden taal en perspectief om ervaringen te duiden, maar krijgen pas betekenis wanneer ze worden verbonden aan de eigen context. In werkgroepen verschuift de vraag dan van “wat werkt?” naar “wat herkennen we hierin, wat schuurt, en wat vraagt aanpassing in onze praktijk?”

Eigenaarschap laat zich niet organiseren

Energie in werkgroepen ontstaat niet omdat iemand is afgevaardigd, maar omdat mensen zich betrokken voelen bij de vraag die er ligt. Eigenaarschap laat zich niet afdwingen. Het groeit wanneer professionals herkennen dat dit gesprek ook hun werk raakt.

Dat vraagt om diversiteit aan perspectieven. Docenten, studenten, begeleiding, beleid en onderwijskundige expertise kijken allemaal anders. Die verschillen zijn informatief. Ze maken zichtbaar waar beelden botsen en aannames schuren.

Het vraagt wel iets om die verschillen niet meteen glad te strijken. Om het gesprek open te houden, ook als het ongemakkelijk wordt. Juist daar zit vaak de kiem voor verandering.

De rol van procesbegeleiding

Werkgroepen functioneren niet vanzelf. Ze vragen om zorgvuldige procesbegeleiding. Niet iemand die de inhoud bepaalt, maar iemand die bewaakt:

  • dat alle stemmen gehoord worden
  • dat het gesprek verbonden blijft met de praktijk
  • en dat er ruimte is voor reflectie en experiment

Zonder die begeleiding bestaat het risico dat werkgroepen verzanden in abstractie, of juist in snelle oplossingen die weinig duurzaam zijn. Procesbegeleiding is daarmee geen luxe, maar een voorwaarde om samen te kunnen leren.

Wanneer maken werkgroepen verschil?

Werkgroepen maken niet verschil omdat ze bestaan, maar omdat ze:

  • ruimte bieden om te reflecteren op het eigen handelen
  • theorie verbinden aan concrete ervaringen
  • en terugkoppeling organiseren naar de klas

Dat betekent ook dat niet elke werkgroep altijd zinvol is. Soms is stoppen, pauzeren of verkleinen een betere keuze dan doorgaan. Ook dat vraagt volwassenheid in samenwerking.

Tot slot

Werkgroepen zijn geen garantie voor beter onderwijs. Ze zijn een mogelijke plek waar leren, spanning en ontwikkeling samenkomen. Soms werkt dat. Soms niet. En juist dat vraagt om voortdurende reflectie.

Misschien is de belangrijkste vraag daarom niet: hoe maken we werkgroepen effectiever?
Maar: wat leren we van hoe werkgroepen bij ons functioneren?

Reflectievragen

  • Wanneer ervaren jullie werkgroepen als helpend, en wanneer als belastend?
  • Welke spanningen komen in jullie werkgroepen steeds terug?
  • Wat vraagt dit van hoe jullie professionalisering, samenwerking en eigenaarschap organiseren?

Ik ben benieuwd wat deze tekst met je doet. Deel het gerust via de Blijven Leren Academy.

Word ook onderdeel van de Blijven Leren Community!

Hi, ik ben Shauna. Ik help mbo-professionals om de complexe samenhang tussen onderwijs en samenleving beter te begrijpen, zodat zij betekenisvolle keuzes kunnen maken in hun werk. Niet met kant-en-klare oplossingen, maar door samen te onderzoeken, te reflecteren en te experimenteren met manieren van leren, werken en samenwerken die passen bij complexiteit. In de Blijven Leren Community deel ik denkrichtingen en inzichten die helpen om patronen te herkennen, betere gesprekken te voeren en met meer vertrouwen te navigeren door verandering. Via Instagram en LinkedIn denk en leer ik graag met je mee. 

Leuk dat je er weer bij was, tot de volgende! 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *